Close

Morfogenese

Een publieke ruimte kadert in een morfologisch weefsel met een formele geschiedenis: een morfogenese“. Om inzicht te verwerven in de mate van duurzaamheid en het potentieel van de transformatie van de publieke ruimte in kwestie, dient deze morfogenese ontrafeld te worden.

De geschiedenis van het Brusselse weefsel conditioneert de publieke ruimtes: ze maakt het mogelijk om inzicht te verwerven, niet alleen in hun ruimtelijke configuraties, hun plaats in de stadsstructuur en de activiteiten die er plaatsvinden, maar ook in de patrimoniale elementen en de symbolische waardes waarvan ze drager zijn.

De verschillende periodes van de territoriale ontwikkeling hebben de vorming van de weefsels en de stad geconditioneerd. De samenstelling van de publieke ruimtes is specifiek voor elk type stadsweefsel. Elke publieke ruimte is een drager van sporen uit de verschillende periodes van haar evolutie, waaronder die van haar ontstaan. Een publieke ruimte vormt een palimpsest, zoals André Corboz 1 het uitdrukt: de opeenvolgende sporen van de transformatiefases van de ruimtes kunnen gelezen, ontrafeld, teruggevonden, herinnerd worden .

Het bestuderen van de ontwikkelingsperiodes van publieke ruimtes is determinerend: het moet leiden tot het herwaarderen van de structurerende elementen van de stedelijke morfologieën en landschappen. Daarnaast is het een aanleiding om aandachtig stilstaan bij de esthetische en patrimoniale kenmerken die elke publieke ruimte uniek maken, met inbegrip van de elementen van het kleine erfgoed. De morfogenese draagt bij tot de erkenning van symbolische waardes waarvan de publieke ruimte drager is.

André Corboz, Le territoire comme palimpseste et autres essais, Les Editions de l’Imprimerie, 2001

Meer weten over enkele mijlpalen in de Brusselse stadsontwikkeling

- De oorsprong van de stad Brussel gaat terug tot de aanleg van de haven in de Zennevallei, in de buurt van de huidige Sint-Gorikswijk. De eerste ontwikkelingen van het historische stadscentrum rond de handels- en ambachtenactiviteiten op de bodem van de vallei doen een middeleeuws weefsel van bochtige en onregelmatige tracés ontstaan, die geleidelijk een radioconcentrische stadsstructuur gaan vormen. De open ruimtes in deze weefsels zijn de marktpleinen, alsook de cultuurruimtes, hoven en tuinen verbonden aan de herenhuizen en aan de aristocratische en kloostergehelen. De stad ontwikkelt zich binnen haar wallen. De wereldlijke en geestelijke machten vestigen zich op de oostelijke helling van de Zennevallei, terwijl handel en ambachten zich ontwikkelen op de valleibodem. Tijdens een groot deel van de XXste eeuw werden de historische wijken van het centrum door hun bewoners verlaten en raakten ze in verval. Ze vormden en vormen nog steeds het voorwerp van stadsvernieuwingsprogramma's. Hun aantrekkelijkheid voor toeristen, handelszaken en bewoners is nu geënt op uitdagingen die het leefkader verbeteren, de voetgangersgebieden waaraan momenteel gewerkt wordt vormen hierbij meer dan waarschijnlijk een hefboom. - De industriële ontwikkelingen in de XIXde eeuw maken dat er vooral meer stedelijke ondernemingen, alsook heren- en arbeidershuizen komen op de bodem van de Zennevallei. Deze wijken, die hoofdzakelijk in de kanaalzone en in verbinding met de spoorweginfrastructuren zijn gelokaliseerd, zijn momenteel sterk verarmd en gedegradeerd als gevolg van de desindustrialisatie van de jaren '70. Sinds de creatie van het Gewest vormen ze het voorwerp van stadsvernieuwingsprogramma's (nu duurzame wijkcontracten en stadsvernieuwingscontracten). De desindustrialisatie gaf ook aanleiding tot grote braakliggende ruimtes waarop nieuwe stadsdelen en wijken zich kunnen ontwikkelen, zoals de sites van Tour & Taxis, Weststation, Josafat, Schaarbeek-Vorming, … Dit zijn de prioritaire zones van de gewestelijke ontwikkeling geworden. De uitdagingen voor deze ruimtes schuilen in de creatie van volledige, gemengde wijken met stadsfuncties van gewestelijk belang. Deze oppervlaktes zijn uitgelezen plekken voor de aanleg van nieuwe publieke ruimtes ten dienste van een gemengd gebruik op lokaal, gewestelijk en zelfs intergewestelijke vlak. - De uitbreidingen in de XIXde eeuw hebben continue weefsels gegenereerd, ontwikkeld langsheen lange, nieuwe lanen en boulevards buiten de stad (Plan Besme), of steunend op de transformatie van de wallen in boulevards. Tijdens dezelfde periode hebben andere tracés en ermee gepaard gaande verkavelingen de voordien bestaande middeleeuwse weefsels hertekend, zoals in het geval van de overwelving van de Zenne en de tracés van de boulevards in het centrum. In de XXste eeuw wordt de impact van de auto steeds belangrijker en exclusiever. Vandaag de dag wordt het debat gevoerd over een evenwichtigere modale verdeling; in bepaalde gevallen gaat dit tot het verkeersvrij maken van de wegen. De specifieke uitdagingen voor de publieke ruimtes uit deze periode, hebben eveneens betrekking op de relatie met de aangrenzende gebouwen en functies (voorgevels), die in bepaalde contexten worden gekenmerkt door de privatisering van de publieke ruimte. - De uitbreidingen in het begin van de XXste eeuw doen verschillende stadsvormen ontstaan. De meest kenmerkende zijn de tuinwijken (Le Logis en Floréal in Watermaal-Bosvoorde, Kapelleveld in Sint-Lambrechts-Woluwe) en de grote modernistische gehelen (zoals de Modelwijk in Laken). - De tweede helft van de XXste eeuw wordt gekenmerkt door een reeks van herstructureringen en slopingen van oude weefsels, gerechtvaardigd door grote infrastructuurwerken (Noord-Zuidverbinding, projecten waarbij de autowegen vanuit Parijs en Luik worden doorgetrokken tot in het centrum, de tunnels en viaducten van de jaren ‘60 (Expo 58), de metrowerken, …) en gigantische vastgoedprojecten, zoals in het geval van het Noordstation. Daar waar deze werken zijn voltooid, overheersen de voor auto's bestemde wegen. Op tal van plaatsen hebben onvoltooide werkzaamheden onderbrekingen in de stadsweefsels achtergelaten, hier vormen zich geleidelijk aan opnieuw publieke ruimtes met als doel de linken tussen de stadsdelen te herstellen. - De stadsuitbreidingen van de XXste eeuw in de richting van de periferie worden op hun beurt gekarakteriseerd door minder dense gehelen. De continuïteit wordt niet meer tot stand gebracht door de publieke ruimtes, maar door 'eilanden' met een eigen, vaak introverte, structuur. Deze wijken zijn ook minder goed verbonden met het openbaar vervoersnet en met de voetgangers- en fietsersnetwerken; er wordt meer gebruikgemaakt van de auto, die er de publieke ruimte domineert. Typisch voor de ontwikkelingen in de XXste eeuw is eveneens de tertiarisering van bepaalde delen van het grondgebied; met een trend tot monofunctionaliteit, die in publieke ruimtes gebruiks- en beveiligingsproblemen stelt op bepaalde uren van de dag.

Bronnen

Middelen

Meer weten

  • Bruxelles, Billen, Claire; Duvosquel, Jean-Marie, Fonds Mercator (2000)
  • Brussel verandert... ! 10 jaar stedelijk beleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest / 1995-2005, Annabelle Guérin, Luc Maufroy, Frédéric Raynaud, Secrétariat régional au développement urbain (2007)
  • Bruxelles néoclassique: mutation d’un espace urbain, Loir, Christophe, CFC-Editions (2009)
  • Bruxelles: Chronique d’une capitale en chantier – Volumes 1 et 2, Demey, Thierry, Paul Legrain et CFC Editions (1990)
  • Commerce et négoce, Région de Bruxelles-capitale, Mardaga (2003)
  • Brusselse dichtheden en woonvormen, Decleve, Bernard; Ananian, P.; Lescieux, A., Direction Etudes et Planification-Bruxelles Développement urbain (anciennement AATL) de la Région Bruxelles-Capitale et diffusé par Diffusion Nord Sud sprl (2009)
  • Dictionnaire historique et anecdotique des rues de Bruxelles, d'Osta, Jean, Paul Legrain (1986)
  • Espaces partagés, espaces disputés. Bruxelles, une capitale et ses habitants, DESSOUROUX Christian, Université libre de Bruxelles (CIRHIBRU) & Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale (2008)
  • Marche et espace urbain de l’Antiquité à nos jours, Le Maire, Judith; Loir, Christophe; Desprechins, Anne, Editions Mardaga (2013)
  • Morphologie urbaine à Bruxelles, CERAA, CERAA (1987)
  • Où va Bruxelles?, Corijn, Eric, VUB Press (Cahiers Urbains) (2013)
    p 46-74